Oude Hulst n° 37 Het staat tusschen het Refugiehuis der Abdij van St. Geertruid en de thans niet meer bestaande steeg, de Molensteeg genaamd.
| 412 |
Niet onmogelijk is het, dat dit huis eerst heeft toebehoord aan de familie Spiering en dat het door het huwelijk van Petra, dochter van Klaas Spiering, schepen van den Bosch in 1447 1), met Herbert van Ooy, heer van Balgoy, is gekomen in het geslacht van dezen laatste; in elk geval behoorde het aan de dochter dezer echtelieden, Ulanda van Ooy geheeten; zij bracht het ten huwelijk aan haren man Henrick van Masschereel Janszn, ridder 2), die reeds in 1531 als eigenaar daarvan optrad (Reg. n° 139 f. 218 vso) en naar wien dit huis het Masschereelshuis genaamd werd. Den 8 April 1545 (Reg n° 167 f. 324) heeft deze, die toen geheeten werd Domicellus Henricus Massereel, dominus temporalis de Balgoyen, als man van Ulanda, dit huis, dat toen omschreven werd als „domus, area, ortus, vacua hereditas et domus posterior, staande aan de Oude Huls tusschen het erf van den Abt van St. Geertruid ex uno en eene gemeene straat ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan den Stadswal,” met eene weide, gelegen achter dat huis buiten den vestingmuur, overgedragen aan Adrianus van Eyndhouts, ten behoeve van den zoon, dien hij van zijne genoemde vrouw had; die zoon was Herbertus van Masschereel, hun, zooals hij toen gezegd werd te zijn, filius emancipatus et apud principem de Orangne commorans ac residens. Bij gezegde overdracht werd bepaald, dat deze zoon eerst na den dood zijner ouders in het bezit van voormeld huis met weide zoude komen.
De Prins van Oranje, bij wien de jonge Herbertus van Masschereel ten tijde van gezegde overdracht verbleef, was René van Châlon; deze had reeds in 1543 in het Masschereelshuis zijn intrek gehad, zooals blijkt uit eene Schepenakte van Heusden van 22 April 1549, vermeld in meergenoemden Inventaris van P.N. van Doorninck, daar toch blijkens die akte Schepenen en Burgemeesters van Heusden op laatstgezegden
| 413 |
dag verklaarden, dat Sweder van Bemmel 3) ten verzoeke van Jonker Govert Torck, heer van Hemert, onder eede getuigd had, dat hij op 22 Januari 1543 gecommitteerd was geweest in den tocht op de Veluwe en dat hij van de aldaar ingevorderde brandschatting op last van den Prins van Oranje fl 474 gegeven had aan Lubbert Torck, heer van Hemert, alsmede dat die Prins dien last gaf in den op dien tocht gevolgden Vastentijd, te den Bosch, ten huize van Henrick van Masschereel, heer van Balgoy, alwaar toen verscheidene edellieden bijeen waren, onder welken Jaspar Torck 4), die ook verklaarde gehoord te hebben, dat de Prins bedoelden last gaf. Genoemde Herbertus van Masschereel stierf zoo niet ongehuwd, dan toch kinderloos. Zijne broeders, voor zoover bekend, waren: a. Jor. Jan van Masschereel, heer van Balgoy en Opijnen 5), die huwde met Hillegonda de Cock van Opynen Arndsdochter 6).
b. Floris van Masschereel, priester en commandeur van de Duitsche Orde te Vught. Hij erfde van zijnen broeder Herbertus van Masschereel het Masschereelshuis. In eene Bossche Schepenakte van 1612 (Reg. n° 283 f. 618) staat van hem vermeld, dat hij bij gelegenheid van het huwelijk zijner nicht Catharina, dochter van Udeman van Bruheze (den zoon van mr Peter) en Petronella van Masschereel, met Ambrosius, zoon van wijlen Henrick Fabri van Gemert, aan haar fl 800 geschonken had. Hij stierf 29 April 1608 en werd, wat wij op blz. 350 reeds zagen, in de Kruiskerk te den Bosch begraven.
| 414 |
Zooals uit de na te mededeelen passage uit het werk van J.C.A. Hezenmans de Commanderij der Duitsche Orde te Vught kan worden opgemaakt, vermaakte hij het Masschereelshuis aan die Commanderij, welke gevestigd was geweest in het huis de Commanderij te Vught, ter plaatse alwaar later het huis Sionsburg gebouwd werd. Naast het straatje de Molensteeg stonden oudtijds in de richting van de Weversplaats twee huizen naast elkander, met vier huisjes daar zijdelings tegen aan staande. Zij behoorden toe aan Wouter Scellens Dierckszn, die dan eens genoemd wordt raad, dan weder secretaris en griffier van den Bosch; Gijsbrecht van den Velde, secretaris en griffier van die stad en Willem Albertszn van der Lynden, in hunne hoedanigheid van uitvoerders van den uitersten wil van genoemden Scellens, verkochten 11 April 1600 (Reg. n° 334 f. 331) laatstbedoelde panden, die nu gezegd werden te zijn: twee huysen voor aen de strate neffens den andere, met vier cameren oft wooninghen dyen zydelinge aenliggende, henne erffven ende hoff daertoe behoirende, staende in d'eynde van St. Jorisstraet ter plaetse genoempt den Ouden Huls tussen de erven eertijts Gerarts van Doem, nu Anthonis Lambertss Cloot, ter eenre ende tussen den erve heere Floris Massereel, presbyter, commandeur tot Vucht, een gemeyn straetken, geheyten de Molenstege, tussen beyde liggende, ter andere zyde, streckende voor van de gemeyn straet achterwaerts tot deser stadswalle toe, aan voornoemden Anthonis Lambertszn Cloot, die in andere Bossche schepenakten vermeld wordt maeldere van zijn beroep te zijn. Hij was, zooals uit laatstgemelde akte reeds bleek, toen al eigenaar van het naast de daarbij verkochte huizen gestaan hebbend huis, de Baecsche poort genaamd, welke benaming later verbasterd is tot de Bandsche poort.
Dit huis moet aanvankelijk hebben toebehoord aan Jan van Baexen 7), die van zijne vrouw domicella Maria, dochter van Jan van Berckel, deze kinderen had:
| 415 |
Christopher van Baexen, priester en
Anneken van Baexen, die huwde met Clemens van Accorneys, welke bij haar deze kinderen verwekte:
a. Jan van Accorneys;
b. Antonia van Accorneys huisvrouw van Willem van Berchen;
c. Henrick van Accorneys, die huwde met Helena, dochter van Wouter van Losvelt en bij haar deze kinderen verwekte: Clementia en Jenneken van Losvelt, die in 1579 nog onmondig waren. (Reg. n° 238 f. 197).
De sub a en b genoemde kinderen, alsmede de voogden over de sub c vermelde minderjarigen verkochten 16 Januari 1579 (Reg. n° 238 f. 197) het huis de Baecsche poort, dat toen gezegd werd te zijn: huis, erf, tuin en achterhuis, staande aan de Oude Huls tusschen het huis van Wouter Scellens, secretaris en griffier van den Bosch, ex uno en dat van de Wed. Jan Mariens en hare kinderen ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan den Stadswal, aan Gerard Arndszn van Doerne, die het 11 Maart 1600 (Reg. n° 264 f. 43 vso) weder verkocht aan genoemden Anthonis Cloot. Deze verkocht 5 Januari 1618 (Reg. n° 354 f. 136) het erf van dit laatste huis 8), dat alstoen gezegd werd te zijn: een ledige hoffstadt, daer eertijts een huys op gestaen heeft, erffe, hoff, met een poirte aen de gemeyn straet uuytgaende, genoempt de Baecxe poirt, zoomede zijne daarnaast staande twee huizen met de huisjes daarbij, zooeven vermeld, aan Werner Huyn van Amstenrade, heer van Amstenrade, ambtman te Bruggen en maarschalk van het Vorstendom Gulick, die in 1621 stierf en tot echtgenoote had Liffert, dochter van Wijnand von Leerod. Deze zal de huizen van Anthonis Cloot gekocht hebben voor de Commanderij van de Duitsche Orde te Vught, want waarom anders kocht hij, die in Gulikerland woonde, die gebouwen? En gezegde Commanderij zal ze gekocht hebben om van die huizen
| 416 |
en het Masschereelshuis te maken een nieuw commanderijshuis met tuin ter vervanging van haar huis te Vught, dat reeds jaren te voren, waarschijnlijk door de Staatschen, in den Tachtigjarigen oorlog, verwoest was 9). In elk geval behoorde het Masschereelshuis met de huizen en erven van meergenoemden Anthonis Cloot in 1624 aan meergezegde Commanderij, zooals blijkt uit het Register harer bezittingen in 1624, vermeld door J.C.A. Hezenmans t.a.p. blz. 72, want volgens dat register behoorden toen aan haar: eene schoone huysinge, gemeynlick genoempt Masschereelshuysinge, gestaen ende gelegen op den hoeck van de Molenstege neffens de huysinge der abdye van St. Geertruyden tot Loven, sijnde alsnu de woninge ende residentieplaetse, daerinne d'heere commandeur jegenwoirdelick inne 's Hertogenbossche is residerende 10);
item eene andere huysinge ofte woninge met eenen schoonen hoff ende versceyde cameren dyen annex, gelegen ter plaetse lest voirs, op d'ander zyde van de Molenstege, sijnde verhuert als volgt: den hoff enz.; d'eene helfte van de principale huysinge met d'eerste camer in de Molenstege enz.; d'ander helfte enz.; d'eerste camer naest het trapken; de tweede camer in de Molenstege; de derde ende leste camer naest het cleyn poertken, enz.
In 1663 hield de Commanderij der Duitsche Orde te Vught voor goed op te bestaan. Immers den 22 December 1663 11) transporteerde Ambrosius van Virmundt, Duitsch Ordensridder en commandeur der Duitsche Orde te Gemert, als daartoe gemachtigd door den Landscommandeur der Balye van Alden-
| 417 |
biesen, op Cornelis Kuchlinus, ontvanger van de gemeene middelen en raad van den Bosch, die het vroeger reeds van hem gekocht had 12), het erf, waarop het huis van de Commanderij der Duitsche Orde te Vught eens gestaan had, met de daarbij behoorende gronden. Van dezen werd het geërfd door Cornelis Kuchlinus, wiens vader en voogd Jacobus Kuchlinus, professor in de Grieksche taal en predikant te den Bosch, het 26 Januari 1690 voor hem verkocht aan Pieter de Koningh, commies-extraordinair van 's Lands bovenkantoren. Er was toen daarop weder een huis gebouwd, want het werd alstoen omschreven als: eene schoone viercante huysinge met syne onder- en bovencamers, geheeten de Commandery van de Duytsche orde te Vucht 13). Dezelfde Ambrosius van Virmundt, die toen genoemd werd de Wel Eerweerdige ende Welgeboren Heere Ambrosius baron van Virmundt, des Ridderlycken Duitschen Ordens ridder ende Commandeur tot Gemert, als gemechticht by Emondt Godefroy vryheere van Bocholtz, der ridderlycken Duytschen Ordens Landtcommandeur der ballye Biessen ende Commandeur tot Maestricht, verkocht na zijn voormeld transport en wel 12 Augustus 1670 (Reg. n° 470 f. 305) het Masschereelshuis met het erf van het daarnaast aan de overzijde van de Molensteeg gestaan hebbend huis, dat nu een tuin was, aan Jacob Ferdinand Sweerts de Landas, heer van Oyen, Landschadenhof, Appeltern en Altforst, ontvanger-generaal der beden in Brabant en oud-presidentschepen van den Bosch 14); het werd alstoen omschreven als: eene huysinge, statte, plaetse, metten hoff daer ter syden byliggende, gestaen ende gelegen achter aen in St. Jorisstraet | 418 |
op den Ouden Hulst. Bij deze erven kocht deze later nog bij de navolgende daarnaast staande huizen en wel a. in 1674 (Reg n° 472 f. 56 vso) het huis genaamd in de Lelie en b. in 1680 (Reg. n° 475 f. 163 vso) een huis, toebehoorende aan Peter van Bree, koopman te den Bosch. Een gangske, uitkomende op de Oude Huls, boven welks poortje thans nog zijn wapen met het jaartal 1680 staat, houdt de herinnering aan den door hem als gezegd gedane koopen nog levendig.
Zijne vrouw was Elisabeth van Els tot Boelenham, die als zijne weduwe den 20 October 1737 stierf en te Oyen begraven ligt.
Van hen erfde het Masschereelshuis met bijbehoorende huizen en erven hunne dochter Elisabeth Johanna Sweerts de Landas van Oijen, zooals blijkt uit eene akte van boedelscheiding, door haar 9 Mei 1709 opgemaakt met haren broeder en zusters; zij verkocht het 16 Februari 1712 aan Daniel Chambrier, brigadier en kolonel van een Regiment Zwitsers, die gehuwd was met hare zuster Gratiana Catharina Sweerts de Landas; de omschrijving van dit huis was toen als volgt: eene groote huysinghe mette naest aengelegene huysinghe, hof en orangiehuis, staande in de St. Jorisstraat en genaamd Hulsterhoeck.
De dochter van laatstgenoemde echtelieden, Johanna Suzanna Chambrier genaamd, huwde met John Sayer, ritmeester der dragonders, wien zij schonk eene dochter Elisabet Gratiana Sayer; deze trouwde met Albert Dominicus van Limburg Stirum, heer van den Wildenborch en majoor-kommandant van Arnhem en bracht hem ten huwelijk aan het Masschereelshuis met toebehooren, dat van hem geërfd werd door hunnen zoon Leopold van Limburg Stirum, raad en rentmeester der Epicopale en andere geestelijke goederen in de stad en Meiery van den Bosch, overleden te den Haag 25 Juni 1840. Diens vrouw was Theodora Odilia van der Does, vrijvrouwe van Noordwijk, die in den Bosch 3 Mei 1793 overleed, van hem 15) nalatende eenige minderjarige kinderen, wier voogden Otto Ernst Gelder van Limburg Stirum
| 419 |
(gehuwd met Maria von Maneil) en Samuel John van Limburg Stirum (gehuwd met Johanna Reynst) dit huis met toebehooren 14 December 1801 (Reg. n° 621 f. 512 vso) verkochten aan Petronella Josephina van den Heuvel echtgenoote van Joseph Hendrik George de Guernon de Pretzi; het werd toen volgender wijze omschreven: 1° een huyzinge, voorzien van verscheide groote, zoo boven- als beneden vertrekken, keuken en kelders, open plaats met casematten onder de stadswallen, alsmede koetshuis, stalling en koetsierskamer, staande in de St. Jorisstraat tusschen het huis van den heer van Adrichem en na te melden moestuin; 2° een grooten hof met hovenierswoning met casematten onder de stadswallen, gelegen op de Weversplaats over de St. Jorisstraat, gelegen tusschen ..., ex uno, het sub 1° omschreven huis ex alio, strekkende tot aan den Stadswal. Thans is dit huis met tuin de boekdrukkerij van Bernard Lutkie, handelende onder de firma Lutkie en Cranenburg. Hij is een afstammeling van Jan Christoffel Lütke, die als militair uit Munsterland hier te lande in dienst was gekomen en in 1748 te den Bosch trouwde met Johanna de Zeeuw weduwe van Egbertus van Mierlo; diens familienaam Lütke, dien men nog veel in Duitschland aantreft, was in 1807 reeds verbasterd tot Luttekus, zooals blijkt uit eene Bossche Schepenakte van dat jaar, waarin Elisabeth de Bie, weduwe van zijnen zoon Bernardus Luttekus, optrad voor hare minderjarige kinderen Wouter en Johannes Luttekus; ten slotte werd zijn familienaam Lutkie. Het Masschereelshuis en de daarbij behoorende huizen en erven zijn thans geheel verbouwd, terwijl de Molensteeg thans is dicht gebouwd, zoodat het niet meer mogelijk is de juiste plaats aan te geven waar al die huizen en erven gestaan of zich bevonden hebben. In elk geval loopt de tegenwoordige straat, de Bandsche poort genaamd, niet over hetzelfde erf, waarop eens het huis de Baecschepoort stond.
| 420 |
Noten | |
1. | Het Missale van de kerk te Wijk bij Heusden p. 112. |
2. | d'Ablaing de Ridderschap van het Kwartier van Nijmegen p. 28. |
3. | Hij was zoon van Jan van Bemmel en Margaretha Dachverlies Jansdr en gehuwd met Catharina, dochter van Jan Gerritszoon die Werdt. Zijn zoon Lubbert van Bemmel, die gehuwd was met Beatrix Vos (Reg. no 355 f. 26), kocht 19 Maart 1562 (Reg. n° 196 f. 197 vso) eene werf, waarop een huis gebouwd was gelegen te Vught, en thans genaamd Muyserick. Een andere zoon van hem was Willem van Bemmel. |
4. | Men zie over hem Jaarboek van den Nederl. Adel IVe jg. p. 268. |
5. | Hij verbond zich in 1544 jegens Elisabeth de Cock, de zuster zijner vrouw, geestelijke dochter in het St. Geertruiklooster te den Bosch. |
6. | Zij schonk hem deze kinderen: Henrick, heer van Balgoy en Opijnen, die in 1595 van zijne vrouw Walravina van Wees, minderjarige kinderen had; Mechteld; Ulanda, de vrouw van Henrick van Wyttenhorst, landdrossaard van Kleef; en Anna. |
7. | Reg. n° 132 f. 57. |
8. | Het zal bij eene van de belegeringen, waaraan den Bosch gedurende den Tachtigjarigen oorlog bloot stond, plat geschoten zijn. |
9. | J.C.A. Hezenmans t.a.p. blz. 54 en 56. In 1543 was het Vughtsche Commanderijshuis blijkens denzelfden blz. 36 noot 1 ook al verwoest geworden (cf. nog van Heurn Historde I p. 504), doch het moet daarna weder zijn opgebouwd, vermits Parma in 1586 in sauvegarde nam: le chateau et Commanderie te Vucht. |
10. | In 1614 werd het Masschereelshuis gezegd te zijn: ,,huys, erve, poirte, plaetsche ende achterhuysen'', staande in de St. Jorisstraat, eertijds de Oude Huls genaamd, op den hoek van de Molensteeg, tusschen die steeg ex uno en de Abdij van St Geertruid ex alio (Reg. n° 314 f. 196). |
11. | J.C.A. Hezenmans t.a.p. blz. 65 en vlgd. |
12. | J.C.A. Hezemans t.a.p. blz. 65. |
13. | De dochter van genoemden de Koningh, Alyda de Koningh, erfde van hem dit huis en bracht het ten huwelijk aan haren man, den kapitein Henrick de la Fosse (die na haren dood hertrouwde met Henrietta de Massin); de voogden der kinderen, die haar man bij haar verwekt had, verkochten 14 Juni 1717 (Reg. n° 534 f. 436) dat huis, dat toen Sionsburg heette, aan Petrus van Geffen, burger van den Bosch. |
14. | Hij was broeder van Maarten Christiaan Sweerts de Landas, heer van Oirschot en Best en van Frederik Hendrik Sweerts de Landas, heer van Baarschot. |
15. | Hij hertrouwde te den Haag 24 November 1801 met Maria van Styrum, dr. van mr. Jan en Anna Visschers Florisdochter. |
1957 |
Jac. HeerenHet MassereelshuisDe Brabantse Leeuw (1957) 109-110 |
Jac. Heeren, 'Het Massereelshuis te 's-Hertogenbosch' in: Taxandria (1933) 94-96